Alsof ze nooit weg was geweest.
Alles aan deze plek voelde bekend, maar was toch anders. Ze had weer een functie, maar haar taken waren veranderd. Waar ze voorheen het gewicht moest dragen van jaren, en tamelijk resoluut was ontslagen uit die functie. Was ze nu weer terug om een volstrekt andere reden. Dit werk had ze nog nooit gedaan, alles was nieuw voor haar maar ze vertrouwde erop dat ze zou weten wat ze moest doen wanneer haar hulp nodig zou zijn. Niet alleen de omvang van het werk was anders, ook de reden, maar bovenal het samenwerkingsverband dat ze in deze functie aanging met Geluk.
Er was nu een heel ander soort verdriet nodig. Voorheen kon ze alles categoriseren onder teleurstelling, pijn, verlies, eenzaamheid of angst. Ditmaal moest ze een nieuwe categorie aanmaken, en ze worstelde met de exacte aanduiding.
Het was duidelijk dat het een functioneel verdriet was, een verdriet dat ruimte moest geven. Een verdriet dat tegelijk met Geluk in actie mocht komen wanneer herinneringen zich aandienden. Dat waren altijd piekmomenten voor haar. Dat was als regen en zonneschijn tegelijk, het beste van twee werelden. Verdriet en Geluk zetten op zulke momenten magistrale voorstellingen neer.
Er was voldoende ruimte voor een nieuwe categorie nu boosheid, wrok en onrecht versnipperd waren. Maar hoe kon je deze categorie duiden? Een Verdriet dat samenwerkt met Geluk, dat verbindt, dat doet berusten, dat fijnzinniger maakt. Een verdriet dat samen met Geluk alles aan elkaar breidt, betekenis geeft, aanspoort tot in actie komen en ontwikkelen.
Niets leek in slechts 1 of 2 woorden te vatten wat hun huidige werk recht deed. Het was tijd voor een derde man, iemand die klaar zou staan om het werk over te nemen op de momenten dat zij elders nodig zou zijn en zou vertrekken.
Het was duidelijk wie hen zou komen versterken, de som der delen. De heilige drie-eenheid. Het liefdeskind van Verdriet & Geluk: Groei.
M. Souris
C’est vrai & tres bien decrit!